Lène Drummen vertelt…

Door Daniëlle Huijnen en Judith Roijen
Op dinsdag 17 mei zijn we te gast bij Lène Drummen. En die begint meteen te vertellen: “Zoals ik me de Bronkdagen herinner, begon het met het netjes maken van de huizen en straten voor de processie. Toen ik kind was, was hier Pesjtuurke Huune (Huijnen). Die heeft eens tegen mij gezegd: “Het hele jaar komen jullie bij onze lieve Heer op bezoek in de kerk en één keer per jaar komt onze lieve Heer bij de mensen. Dan moet je zorgen dat alles netjes en versierd is.” Dat heb ik altijd goed onthouden. De buitenmuren werden gewit en gekalkt en de onderste zwarte rand opnieuw ‘getaard’. Op Bronkzaterdag werd de ‘sjlouw gesjroept’ (goot geschrobt) en de ‘vaentjes woerte gestrièke en de vlag woert oetgehange’. De ‘broonkpöälkes’ werden ook op zaterdag alvast uitgezet. Dat was werk voor de mannen.
Vlaai
En dan het vlaaien bakken, dat was ook heel belangrijk in de voorbereidingen. “Bij ons thuis werden 10 tot 12 vlaaien gebakken. Wij bakten meestal veel kruisbessen (die waren dan net rijp), abrikozen, kersen en rijste vlaai. Op vrijdagochtend konden de mensen die geen oven of bakkus hadden, de vlaaien naar bakker Knaapen brengen om ze daar te laten bakken. De ongebakken vlaaien werden in rekjes gezet en de rekjes werden met het melkkarretje naar Knaapen gebracht. Er gaan zelfs verhalen de ronde dat de vlaaien met de mestkar werden gebracht... maar dat kan toch niet waar zijn, hè?” vraagt Lène zich hardop af. Ze gaat verder: “Drie uur lang hield Knaapen de oven op temperatuur om alle vlaaien van de mensen uit het dorp te bakken. Het bakken van een vlaai kostte maar 15 cent (ien gulles hè).” Dat kunnen we ons nu toch niet meer voorstellen! “Als er deeg over was werd daar ‘knapkook’ van gebakken; broodjes van vlaaideeg, bestrooid met suiker. En die mochten we als kind al voor de Broonk opeten.”
Kaw sjotel
“Kaw sjotel maken deden we ook, maar wat ik me beter herinner is dat er bij ons met de Broonk altijd ‘un hoon’ werd geslacht. Daar werd ‘hoonder sop’ van gemaakt en van het vlees een ‘videeke’. Dat was de enige keer per jaar dat we een ‘videeke’ kregen, want dat kon je niet zomaar krijgen.
Maar nog even over die kaw sjotel, daar kan ik me ook nog iets moois van herinneren. Als de jongens na de processie wat hadden gedronken, kregen ze honger. Er was toen nog geen frituur om even wat te halen, dus moesten ze wat anders bedenken. Er waren van die ‘verrèkkelingen’ die erop uit waren om de kaw sjotel te stelen uit de kelders van de huizen. Ze gingen dan via het kelderluik naar binnen en namen de kaw sjotel mee. Als het bij de mensen dan tijd was om te eten was er niks meer over...”
Broonkzoondig
Anders dan nu, waren er op zaterdag alleen de voorbereidingen voor de Broonk. De echte Broonk begon op zondag met de reveille van de schutterij. Maar waar was die reveille precies voor? Lène denkt van oorsprong om takken en bomen op te ruimen, of was het om de mensen te wekken om de voorbereidingen voor de processie te starten, vraagt Daniëlle zich af. Broonkzondag begon met een mis, waar bijna iedereen naartoe ging, aansluitend was dan de processie. Vroeger waren er ook al drie routes; door het dorp, naar Libeek en naar Bruisterbosch. “Wat ik me nog goed herinner van toen ik kind was, was dat als we aankwamen in Bruisterbosch er een keukentafel buiten stond met allemaal halve glazen water voor de kinderen.” Vroeger ging de route van Bruisterbosch door het veld, waarbij ze dan op Gen Maar bij de familie Beckers uitkwamen. Later ging de route over de Bruisterboschweg heen en terug.
“Wat ik altijd prachtig vond en nog steeds prachtig vind, is als de processie de Bukel opkomt. Vroeger had je een maagdenkoor. Het koor zong alleen tijdens de processie en bestond uit jonge meisjes die grote palmbladen bij zich hadden om mee te zwaaien. Als we de Bukel opliepen, galmde het gezang van de meisjes met iele stemmen prachtig tegen de bosrand. Ik ben zelf ook nog lid geweest van het maagdenkoor. Op een gegeven moment was Juffouw Fout de lerares voor het koor. Zij wilde alles helemaal perfect hebben. Eén keer had ze iets nieuws bedacht wat achteraf niet zo slim was. Tijdens het zingen moest het maagdenkoor 2 passen vooruit en 1 pas achteruit zetten. Je kunt je voorstellen dat ze hiermee de hele processie in de war heeft gebracht... Vraag maar aan de oude leden van de Fanfare; die kunnen zich dat vast ook nog herinneren!” De fanfare en schutterij gingen altijd mee met de processie. “Pap speelde bij de fanfare de bombardon (nu sousafoon). Voor de Broonk moest het instrument worden gepoetst zodat het mooi blonk. Dat poetsen van zo een groot instrument was een heel karwei en was een werkje voor ons kinderen en de mam. Dat deed pap niet zelf.” In tegenstelling tot nu liep het hele dorp mee in de processie. Je ging niet kijken maar je liep mee. De schoolkinderen gingen toen ook al mee en de communiekinderen liepen als bruidjes in witte jurken. Zolang het jurkje je paste mocht je bij de bruidjes meelopen!
Versieringen
Iedereen versierde zijn huis voor zichzelf en had eigen broonkpöälkes. Niet zoals nu dat hele straten dezelfde versieringen hebben. Ook waren er toen al de bogen en grote vlaggen.
Het strooisel werd gezocht in het veld. Het groen van de acaciabomen en de bloemen werden op kranten in de kelder gelegd, zodat het mooi bleef. “Sint Jans blomme (margrieten) en rozenblaadjes waren het mooiste in ’t strujsel”, herinnert Lène zich.” Vlak voordat de processie arriveerde werd het op de weg gestrooid en werd er water over heen gedaan. Wij hadden thuis het café. Na de Broonk ging iedereen het cafe in. Dan hadden de mensen ook echt dorst! Dan werd er een glas bier gedronken, en nog eentje, maar daarna ging iedereen naar huis voor de ‘noon’. Het waren thuis drukke en heftige dagen, waar wij als kinderen altijd moesten werken.”
Na de processie
Met de Broonk stond er ook een kermis. Lène weet het nog goed: “Die stond waar Sjof van taant Berb heeft gebouwd (Burgemeester Wolfsstraat tegenover de huidige dokterspraktijk). Er stond o.a. een schommel met bootjes. Het kermisterrein kwam pas toen de Julianaweg was aangelegd.”
“Op zondagavond was het Broonkbal in de Fanfarezaal” gaat het verhaal verder, “Dat is iets dat na de oorlog is begonnen. Om vier uur kwamen de eerste bezoekers al naar de zaal om een stoeltje dicht bij de bar te bemachtigen. Dat waren de beste plekken, daar werd je vaak gevraagd om te dansen! Dur Boaj (de huidige handhaver) moest erop toezien dat alles ordelijk verliep. Zo mocht je in het café absoluut niet dansen. Maakte je toch een dansje? Dan kon je een bon verwachten. Ook mocht je pas vanaf je 18e naar het Broonkbal. Maar als dur Boaj er niet was floepte de jeugd toch naar binnen. En als hij dan kwam controleren, sprongen ze door alle ramen naar buiten.”
Broonkmaondig en -deensdig
’s Maandags werd er gerejd aan d’r put, oonder bie Custers. “De jongens van Segietere rejden heel anders dan die van Eesde. Die van Eesde rejden met de armen en schouders hoog en de neus in de lucht. Veul gruutsjer!!” Op dinsdag was Pöälke Hawwe. “Op die dag speelde er ook een orkest bij ons in het café, maar er waren maar heel weinig mensen bij ons; de meeste gingen achter de schutterij aan….”
We zouden nog wel een paar uur door kunnen vertellen. Aan sjoen Broonkherinneringen geen gebrek – heel hartelijk dank aan Lène Drummen!
Op dinsdag 17 mei zijn we te gast bij Lène Drummen. En die begint meteen te vertellen: “Zoals ik me de Bronkdagen herinner, begon het met het netjes maken van de huizen en straten voor de processie. Toen ik kind was, was hier Pesjtuurke Huune (Huijnen). Die heeft eens tegen mij gezegd: “Het hele jaar komen jullie bij onze lieve Heer op bezoek in de kerk en één keer per jaar komt onze lieve Heer bij de mensen. Dan moet je zorgen dat alles netjes en versierd is.” Dat heb ik altijd goed onthouden. De buitenmuren werden gewit en gekalkt en de onderste zwarte rand opnieuw ‘getaard’. Op Bronkzaterdag werd de ‘sjlouw gesjroept’ (goot geschrobt) en de ‘vaentjes woerte gestrièke en de vlag woert oetgehange’. De ‘broonkpöälkes’ werden ook op zaterdag alvast uitgezet. Dat was werk voor de mannen.
Vlaai
En dan het vlaaien bakken, dat was ook heel belangrijk in de voorbereidingen. “Bij ons thuis werden 10 tot 12 vlaaien gebakken. Wij bakten meestal veel kruisbessen (die waren dan net rijp), abrikozen, kersen en rijste vlaai. Op vrijdagochtend konden de mensen die geen oven of bakkus hadden, de vlaaien naar bakker Knaapen brengen om ze daar te laten bakken. De ongebakken vlaaien werden in rekjes gezet en de rekjes werden met het melkkarretje naar Knaapen gebracht. Er gaan zelfs verhalen de ronde dat de vlaaien met de mestkar werden gebracht... maar dat kan toch niet waar zijn, hè?” vraagt Lène zich hardop af. Ze gaat verder: “Drie uur lang hield Knaapen de oven op temperatuur om alle vlaaien van de mensen uit het dorp te bakken. Het bakken van een vlaai kostte maar 15 cent (ien gulles hè).” Dat kunnen we ons nu toch niet meer voorstellen! “Als er deeg over was werd daar ‘knapkook’ van gebakken; broodjes van vlaaideeg, bestrooid met suiker. En die mochten we als kind al voor de Broonk opeten.”
Kaw sjotel
“Kaw sjotel maken deden we ook, maar wat ik me beter herinner is dat er bij ons met de Broonk altijd ‘un hoon’ werd geslacht. Daar werd ‘hoonder sop’ van gemaakt en van het vlees een ‘videeke’. Dat was de enige keer per jaar dat we een ‘videeke’ kregen, want dat kon je niet zomaar krijgen.
Maar nog even over die kaw sjotel, daar kan ik me ook nog iets moois van herinneren. Als de jongens na de processie wat hadden gedronken, kregen ze honger. Er was toen nog geen frituur om even wat te halen, dus moesten ze wat anders bedenken. Er waren van die ‘verrèkkelingen’ die erop uit waren om de kaw sjotel te stelen uit de kelders van de huizen. Ze gingen dan via het kelderluik naar binnen en namen de kaw sjotel mee. Als het bij de mensen dan tijd was om te eten was er niks meer over...”
Broonkzoondig
Anders dan nu, waren er op zaterdag alleen de voorbereidingen voor de Broonk. De echte Broonk begon op zondag met de reveille van de schutterij. Maar waar was die reveille precies voor? Lène denkt van oorsprong om takken en bomen op te ruimen, of was het om de mensen te wekken om de voorbereidingen voor de processie te starten, vraagt Daniëlle zich af. Broonkzondag begon met een mis, waar bijna iedereen naartoe ging, aansluitend was dan de processie. Vroeger waren er ook al drie routes; door het dorp, naar Libeek en naar Bruisterbosch. “Wat ik me nog goed herinner van toen ik kind was, was dat als we aankwamen in Bruisterbosch er een keukentafel buiten stond met allemaal halve glazen water voor de kinderen.” Vroeger ging de route van Bruisterbosch door het veld, waarbij ze dan op Gen Maar bij de familie Beckers uitkwamen. Later ging de route over de Bruisterboschweg heen en terug.
“Wat ik altijd prachtig vond en nog steeds prachtig vind, is als de processie de Bukel opkomt. Vroeger had je een maagdenkoor. Het koor zong alleen tijdens de processie en bestond uit jonge meisjes die grote palmbladen bij zich hadden om mee te zwaaien. Als we de Bukel opliepen, galmde het gezang van de meisjes met iele stemmen prachtig tegen de bosrand. Ik ben zelf ook nog lid geweest van het maagdenkoor. Op een gegeven moment was Juffouw Fout de lerares voor het koor. Zij wilde alles helemaal perfect hebben. Eén keer had ze iets nieuws bedacht wat achteraf niet zo slim was. Tijdens het zingen moest het maagdenkoor 2 passen vooruit en 1 pas achteruit zetten. Je kunt je voorstellen dat ze hiermee de hele processie in de war heeft gebracht... Vraag maar aan de oude leden van de Fanfare; die kunnen zich dat vast ook nog herinneren!” De fanfare en schutterij gingen altijd mee met de processie. “Pap speelde bij de fanfare de bombardon (nu sousafoon). Voor de Broonk moest het instrument worden gepoetst zodat het mooi blonk. Dat poetsen van zo een groot instrument was een heel karwei en was een werkje voor ons kinderen en de mam. Dat deed pap niet zelf.” In tegenstelling tot nu liep het hele dorp mee in de processie. Je ging niet kijken maar je liep mee. De schoolkinderen gingen toen ook al mee en de communiekinderen liepen als bruidjes in witte jurken. Zolang het jurkje je paste mocht je bij de bruidjes meelopen!
Versieringen
Iedereen versierde zijn huis voor zichzelf en had eigen broonkpöälkes. Niet zoals nu dat hele straten dezelfde versieringen hebben. Ook waren er toen al de bogen en grote vlaggen.
Het strooisel werd gezocht in het veld. Het groen van de acaciabomen en de bloemen werden op kranten in de kelder gelegd, zodat het mooi bleef. “Sint Jans blomme (margrieten) en rozenblaadjes waren het mooiste in ’t strujsel”, herinnert Lène zich.” Vlak voordat de processie arriveerde werd het op de weg gestrooid en werd er water over heen gedaan. Wij hadden thuis het café. Na de Broonk ging iedereen het cafe in. Dan hadden de mensen ook echt dorst! Dan werd er een glas bier gedronken, en nog eentje, maar daarna ging iedereen naar huis voor de ‘noon’. Het waren thuis drukke en heftige dagen, waar wij als kinderen altijd moesten werken.”
Na de processie
Met de Broonk stond er ook een kermis. Lène weet het nog goed: “Die stond waar Sjof van taant Berb heeft gebouwd (Burgemeester Wolfsstraat tegenover de huidige dokterspraktijk). Er stond o.a. een schommel met bootjes. Het kermisterrein kwam pas toen de Julianaweg was aangelegd.”
“Op zondagavond was het Broonkbal in de Fanfarezaal” gaat het verhaal verder, “Dat is iets dat na de oorlog is begonnen. Om vier uur kwamen de eerste bezoekers al naar de zaal om een stoeltje dicht bij de bar te bemachtigen. Dat waren de beste plekken, daar werd je vaak gevraagd om te dansen! Dur Boaj (de huidige handhaver) moest erop toezien dat alles ordelijk verliep. Zo mocht je in het café absoluut niet dansen. Maakte je toch een dansje? Dan kon je een bon verwachten. Ook mocht je pas vanaf je 18e naar het Broonkbal. Maar als dur Boaj er niet was floepte de jeugd toch naar binnen. En als hij dan kwam controleren, sprongen ze door alle ramen naar buiten.”
Broonkmaondig en -deensdig
’s Maandags werd er gerejd aan d’r put, oonder bie Custers. “De jongens van Segietere rejden heel anders dan die van Eesde. Die van Eesde rejden met de armen en schouders hoog en de neus in de lucht. Veul gruutsjer!!” Op dinsdag was Pöälke Hawwe. “Op die dag speelde er ook een orkest bij ons in het café, maar er waren maar heel weinig mensen bij ons; de meeste gingen achter de schutterij aan….”
We zouden nog wel een paar uur door kunnen vertellen. Aan sjoen Broonkherinneringen geen gebrek – heel hartelijk dank aan Lène Drummen!